De prijs van erfenis

Een essay over rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid en het herverdelen van toekomst

Erfbelasting is misschien wel de meest emotioneel beladen vorm van belasting die we kennen. Zodra het woord valt, schieten bij velen de nekharen overeind. Het roept een diep instinctief gevoel van onrecht op — alsof de overheid zich bemoeit met iets wat heilig is: familie, herinnering, het tastbare resultaat van een leven lang werken. Toch is dat precies wat dit debat zo fundamenteel maakt. Erfbelasting gaat niet over afpakken wat iemand zelf heeft verdiend; ze gaat over de vraag wie profiteert van wat gezamenlijk is opgebouwd.

Een erfenis lijkt een privéaangelegenheid, maar is in wezen een afspiegeling van de samenleving. Rijkdom is nooit uitsluitend het resultaat van individuele verdienste. Ze ontstaat in een wereld van infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid — allemaal collectieve voorwaarden. En toch beschouwen velen hun erfenis als iets vanzelfsprekends, alsof ze losstaat van de wereld die haar mogelijk maakte. Erfbelasting dwingt ons om dat verband opnieuw te zien: om te erkennen dat rijkdom niet alleen bezit is, maar ook een vorm van verantwoordelijkheid.


De menselijke reflex: bezit, familie en angst

Erfbelasting raakt aan iets diepers dan geld. Ze raakt aan ons gevoel van continuïteit.
Het huis van de ouders, het spaargeld, de foto’s op de schouw — ze vertegenwoordigen meer dan waarde, ze zijn dragers van identiteit. Wanneer de overheid daar een percentage van opeist, lijkt het alsof ze aan dat verleden komt. Dat verklaart waarom de weerstand tegen erfbelasting zelden economisch is, maar bijna altijd existentiëel.

Jean-Jacques Rousseau schreef in zijn Verhandeling over de ongelijkheid dat “de eerste die een stuk grond omheinde en zei: dit is van mij, de ware stichter van de burgerlijke samenleving was.” Daarmee bedoelde hij dat bezit niet natuurlijk is, maar sociaal geconstrueerd — het is een afspraak, geen natuurwet. Die gedachte is ongemakkelijk, omdat ze blootlegt dat wat wij “ons eigendom” noemen in feite afhankelijk is van collectieve erkenning.

De angst voor erfbelasting is dus niet alleen angst om iets kwijt te raken, maar ook angst voor de ontmaskering van bezit zelf: het besef dat eigendom zijn betekenis verliest zonder de samenleving die het garandeert.

Voor de middenklasse lijkt een erfenis vaak het laatste sprankje zekerheid, een kans op iets van sociale stijging. Daarom verdient juist die groep bescherming in elk rechtvaardig systeem. Het morele doel is niet om die zekerheid af te breken, maar om te voorkomen dat zij omslaat in erfelijke ongelijkheid.


De maatschappelijke realiteit: ongelijkheid via geboorte

Kijken we met koelere blik, dan zien we dat erfbelasting een van de weinige mechanismen is die werkelijk iets kan doen aan vererfde ongelijkheid.
Wie vermogen erft, begint met een voorsprong die niets zegt over talent, inzet of maatschappelijke bijdrage. Wie niets erft, start met een achterstand die moeilijk in te halen is.

De Amerikaanse filosoof John Rawls formuleerde dit als het difference principle: ongelijkheid is slechts gerechtvaardigd als zij ook de minstbedeelden ten goede komt. Erfbelasting is daar een directe toepassing van. Ze herverdeelt niet om gelijk te maken, maar om te zorgen dat verschillen niet verstarren in afkomst.

De Franse econoom Thomas Piketty toonde in Le Capital au XXIe siècle empirisch aan dat kapitaal sneller groeit dan arbeid. Zonder ingreep wordt rijkdom vanzelf erfelijk — niet als beloning, maar als lot. Erfbelasting is dan geen aanval op bezit, maar een vorm van maatschappelijke zelfverdediging: een poging om de economie open te houden, zodat talent en inspanning nog meetellen.

Wie zich beroept op “hard werken” om erfbelasting te verwerpen, vergeet dat de meeste erfenissen niets met arbeid te maken hebben. Ze zijn de vrucht van andermans inspanning.
Hier echoot Aristoteles’ onderscheid tussen oikos (het huishouden) en polis (de gemeenschap): rijkdom heeft pas betekenis binnen een morele orde die het gebruik ervan ten dienste stelt van het geheel.


Een rechtvaardiger model: ruimte voor continuïteit, grenzen aan accumulatie

De uitdaging is om rechtvaardigheid te verbinden met empathie.
Mensen moeten voelen dat het systeem niet tegen hen werkt, maar vóór hen. Daarom stel ik een model voor dat eenvoud, redelijkheid en moreel evenwicht combineert:

  • 0% erfbelasting tot € 500.000 per erfgenaam

  • 30% over het deel tussen € 500.000 en € 1.000.000

  • 50% over alles daarboven

En een cruciale aanvulling: de eigen woning wordt vrijgesteld, mits de erfgenaam er zelf in gaat wonen en nog geen huis bezit.

Met deze regeling wordt de middenklasse ontzien, blijven ouderlijke huizen behouden, en dragen juist de grootste vermogens bij aan het collectieve goed. De psychologische werking is wezenlijk: de meeste mensen ervaren € 500.000 als een eerlijke grens — een erkenning van familiecontinuïteit, zonder dat het privilege onbeperkt doorgroeit.

In economische termen zou dit systeem de jaarlijkse opbrengst van erfbelasting ongeveer verdubbelen, van 1,6 naar circa 3,5 miljard euro.
Maar belangrijker dan de cijfers is de symboliek: het zegt dat we als samenleving niet straffen wie bezit, maar vragen om maat en verantwoordelijkheid.

Dat idee sluit aan bij Aristoteles’ deugdethiek: rechtvaardigheid is niet het gelijke voor allen, maar het juiste midden tussen te veel en te weinig. Erfbelasting is in dat licht een poging tot morele maatvoering — een balans tussen privébelang en gemeenschappelijk goed.


De morele horizon: van “ik” naar “wij”

De moderne samenleving is verstrengeld geraakt in wat de Duitse filosoof Hegel het “burgerlijke ik” noemde: een mensbeeld waarin vrijheid vooral wordt opgevat als onafhankelijkheid.
Erfbelasting herinnert ons eraan dat vrijheid juist bestaat binnen afhankelijkheid — dat onze welvaart voortkomt uit wederkerigheid.

In die zin is erfbelasting niet louter economisch, maar symbolisch: ze herstelt het besef dat bezit een relatie is, geen muur.
De Nederlandse filosoof B.M. de Gaay Fortman beschreef rechtvaardigheid ooit als “de institutionele vorm van compassie.” Een samenleving die durft te belasten wat niet zelf is verdiend, toont precies dat soort compassie: niet als emotie, maar als systeem.

Wanneer bezit louter als recht wordt gezien en niet langer als verantwoordelijkheid, verandert vrijheid in privilege. Erfbelasting, juist in hervormde vorm, kan dat keren. Ze zegt niet: “de overheid pakt van u af”, maar: “u deelt terug in wat u ontvangen hebt van de samenleving die uw welvaart mogelijk maakte.”


Slotbeschouwing – De erfenis van verantwoordelijkheid

Wie een erfenis ontvangt, krijgt meer dan vermogen. Men krijgt een verhaal — van ouders, van arbeid, van samenleving.
De vraag is niet of we dat verhaal willen behouden, maar hoe.
Een rechtvaardige erfbelasting is geen aanval op familie, maar een bevestiging van wat familie werkelijk betekent: het doorgeven van zorg, niet van ongelijkheid.

Zoals Hannah Arendt schreef, is vrijheid niet de afwezigheid van beperkingen, maar het vermogen om iets nieuws te beginnen.
Een samenleving die erfbelasting begrijpt als begin, niet als einde — als een investering in toekomstig evenwicht — kiest voor een volwassen vorm van vrijheid.

De ware erfenis is niet wat we bezitten,
maar wat we bereid zijn te delen.

Rating: 0 sterren
0 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb